The Dutch term "zij-" matches the English term "incidental, side"

other dutch words that include "zij" : english :
aan de hand zijn occur
aan de rol zijn debauch
aan de scharrel zijn flit, flirt, flutter
aanzijn existence
achterzijde back, reverse
afhankelijk zijn depend
afzijdig neutral, impartial
azijn vinegar
azijnzuur zout acetate
bedacht zijn op foresee
bekend zijn met know
bewustzijn awareness, consciousness
bezig zijn act
bezijden alongside
bezorgd zijn worry, care
bijzijn presence
blij zijn rejoice, enjoy
congruent zijn coincide
creditzijde credit
de baas zijn dominate
de zijne his
debetzijde debit
dozijn dozen
eenzijdig biased, unilateral
geabonneerd zijn op subscribe
geneigd zijn incline
geneigd zijn tot incline
gesteld zijn fare
gevestigd zijn dwell, live
gewend zijn accustom
gewoon zijn accustom
het eens zijn agree, consent
het gevolg zijn van come, originate, result
het zijne his
hetzij whether
in omloop zijn circulate
in overeenstemming zijn conform
in overvloed aanwezig zijn abound
in tegenspraak zijn met contradict
in zijn eentje singly
jaloers zijn op envy
karmozijn crimson
kozijn window-frame
krankzinnig zijn rave
magazijn warehouse
meester zijn dominate
ommezijde reverse, back
op drift zijn drift
op het kookpunt zijn boil
op zijn gemak quietly, leisurely, leasurely, slowly
raamkozijn window-frame
rijk zijn possess, own
schaduwzijde disadvantage
schuldig zijn owe
tenzij unless
toereikend zijn suffice
van mening zijn opine, think
van zijn stuk brengen confuse
vensterkozijn window-frame
voorzijde battlefront, frontage, front
voorzijn precede
waard zijn merit, deserve
wederzijds reciprocal, mutual
wijd en zijd everywhere
zij they, silk, she
zijde silk
zijgen filter
zijkant sideshow, sideissue
zijn her, be, its
zijn beklag doen complain
zijweg side-way, by-way
Dutch as an Influencer
The English language has much to thank Dutch for. Dutch settlers came to the American colonies during the 17th century and added a few words to the vocabulary. Words like Santa Claus, waffle, blink, cookie, bazooka, gin, and iceberg wouldn’t exist without it.
Learning Dutch is Easier for English Speakers
Given the influence Dutch has had on English, it makes sense that Dutch is easier for speakers to learn. This is in part because Dutch, German, and English have similar roots. It’s between English and German. It only has two definite articles, “de” and “het” to English’s one “the” and German’s “der”, “die”, “das”. But Dutch words are more difficult to pronounce. The way words are pronounced indicates to a native speaker whether they’re talking to a second-language speaker.
Dutch is a Melting Pot of Languages
Just as English owes a lot to Dutch for contributing to its vocabulary, Dutch owes the same to other languages. It picked up words like jus d’orange (orange juice) and pantalon from French, mazzel (lucky) and tof (cool) from Hebrew and others. Dutch also incorporates texting and social media slang from English as well as street slang from places like Morocco, the Antilles, and Suriname.