The Dutch term "ten geschenke" matches the English term "gratis"

other dutch words that include "ten" : english :
aangeschoten tipsy, winged, wounded
aanhechten attach
aanrichten arrange
aanschieten wound
aansluiten associate, pool
aanstoten nudge, jog
aantasten assault, attack, corrode
aanzetten sew, start, fan, fur, sharpen
aanzetten tot start
achten think, opine, esteem
achtenswaardig respectable
achterwege laten omit
aderlaten bleed
advertentie advertisement, ad
afgelasten annul, remit
afgemeten stiff, formal, measured
afgesloten locked
afknotten top, truncate
afkorten shorten, abbreviate
aflaten cease
afmatten fatigue, override, jade, overdrive
africhten tame
afslachten slaughter, butcher
afsluiten terminate, obstruct, bar
afzetten trim, amputate, garnish
aktentas briefcase
Amiranten Amirants
antenne antenna
assistent assistent, assistant, helper, aid
attent attentive, attentively
attentie attention
avondeten supper
bakstenen brick
barsten burst
bedotten hoax, mystify
beeltenis portrait
begieten irrigate
begroeten greet, salute
begroten appraise, estimate
beknotten limit, abridge, restrict, confine
bekorten shorten, abbreviate
belangrijke gebeurtenis event
belasten burden, tax
belasten met entrust
belastend carrying
beletten hinder, prevent, inhibit
belichten exhibit, expose
bemesten fertilize
berechten judge
berichten inform, communicate, report
beschieten bombard
besloten private
besluiten decide, induce, infer
besmetten infect
bespotten mock
bestendig permanent, constant, abiding, continual, sustained
bestendiging continuation
bestraten pave
betasten feel, grope
betichten accuse
betrachten exert
betwisten protest
bevatten understand, realize, contain, include, realise
bezetene lunatic
bezetten occupy
bezitten own, possess
biechten profess, confess
bijten bite, corrode
bijtend sharp, abrasive, lurid
blaten bleat, bellow, neigh
bloedvergieten bloodshed
boerten jest
boeten mend
botten bud
brandstichtend incendiary
buiten outside, villa, out
buiten- outer, peripheral, external
buiten adem breathless
buiten de waard rekenen miscalculate
buiten kennis unconscious
buitengewoon formidable, extraordinary, exceedingly
buitenkansje luck
buitenkant outskirts, periphery, exterior
buitenlander foreigner
buitenlands foreign, strange
buitennissig high-flown, extravagant
buitensporig inordinate, excessive, excessively, extravagant
buitenverblijf villa
buitenwaarts outward
Buitenzorg Bogor, Buitenzorg
bultenaar hunchback
christen Christian
christendom Christianity
competent competent
daarbuiten out
dichten clog
Dolomieten Dolomites
doorstoten penetrate
drietenige luiaard ai
duivelskunstenaar sorcerer, wizard, enchanter, warlock
dutten nap, slumber
echten legitimize
echtverbintenis matrimony, marriage
een wind laten fart
eikehouten oak, oaken
enten inoculate
eten eat, feed, food
etenswaar food
fitten install
fluiten whistle, hiss
fruiten fry
gebarsten cracked
gebeurtenis occurence, opportunity
gegoten voorwerp cast
geitenmelker nightjar
gelatenheid resignation
genieten van enjoy, rejoice
gesloten closed
gevangen zetten imprison
geweten conscience
gewetensvol conscientious
gezichten trekken grimace
gieten irrigate, pour
gisten ferment
Gotenburg Gothenburg
granieten granite
groeten greet, salute
grondvesten found
grotendeels mostly
haten hate
hechten suture
heten call
hoesten cough
hortend intermittent
impotent impotent
in de steek laten forsake, betray
in de week zetten soak
in een lijst zetten frame
in het buitenland abroad
inboeten substitute, replace
ineenstorten collapse
inenten vaccinate, inoculate
ingesloten accompanying
ingezetene inhabitant
inkorten abbreviate, lessen, shorten
inlichten inform, report
inlijsten frame
inrichten erect, establish
insluiten stow, surround, imply
inspuiten inject
instorten collapse
instrumentenbord panel, dash-board, wainscot
intendant superintendant, steward
intendante matron
intens intensive, intense
intensief intensive, intense
invetten grease
inzetten intone
inzittende passenger
kaartenboek atlas
kampeertent tent
Karpaten Carpathians
keten chain
ketenen shackle, fetter
kiften wrangle
knechten subdue, subjugate, submit
konfijten preserve
korten rebate, curtail
kosten cost, expense
Kretenzer Cretan
kunstenaar artist
kunstenmaker acrobat
laten cause, allow, let
laten begaan let, allow
laten blijken show, manifest
laten doen cause
laten merken betray
laten schieten allow, let
laten trekken infuse
laten varen forsake
Liechtenstein Liechtenstein
Lofoten Lofoten
losbarsten explode
loslaten release
loten allot
luchten ventilate
luitenant lieutenant
mesten fertilize
meten compute, measure
middageten dinner
minachten despise
misvatten misunderstand
moeten should, need, must, require
Montenegrijns Montenegrin
Montenegro Montenegro
muiten revolt
muskietengaas mosquito-net, mosquito-netting
muskietennet mosquito-netting, mosquito-net
muziektent bandstand
muziekwetenschap musicology
naar buiten outward
naar buiten brengen bear, suffer
naar buiten roepen evoke
naasten nationalize
naastenliefde charity
nalaten bequeath, overlook
nauwsluitend tight
ochtend morning
ochtendjas undress, négligé
omsluiten enclose
omvatten comprise
onderschatten underestimate
onkosten expense
onlusten mutiny, rebellion
ontketenen launch
ontmoeten see, encounter
ontsluiten unlock
ontsmetten disinfect
ontspruiten sprout
ontsteltenis consternation
ontwrichten dislocate
ontzetten appall, dismiss, dismay, sack, fire, discharge
oosten east, East
Oostende Ostend, Ostende
Oostenrijk Austria
Oostenrijks Austrian
op het spel zetten risk
oplettend attentive
oprichten erect, establish, lever
opsluiten imprison
opspatten spurt, gush
opzetten tousle, upholster
ostentatief pretentious
overschatten overestimate
overzetten translate
pachten lease
patent patent
plantengal gall
pleiten plead, plea
pottenbakker potter
praten talk, speak, chatter, chat
proesten sneeze
rechtop zetten tousle
resistent immune
richten direct, guide, steer
rijten rip
roesten rust
rotten putrefy, rot
rusten repose
rustend retired
samenvatten summarize
schade aanrichten damage
schatten estimate, appraise
schieten shoot
schoorvoeten hesitate
sectie verrichten dissect
sententie verdict, maxim
slachten butcher, slaughter
slotenmaker locksmith
sluiten shut, close
smachtend longing
smetten stain
spitten spade
splijten split, burst
spotten mock
spruiten bud
spuiten squirt
stenen groan, metalled, brick
stenig metalled
steno shorthand
stenografie stenography, shorthand
stenotypiste stenotypist
stichten establish, edify, erect
storten pay, fall
stoten thrust
stuitend abhorrant, nauseous, disgusting
stutten support, lean, sustain
tarten defy, challenge
tasten feel, grope
te gronde richten ruin
te wachten staan wait, abide, expect, await
te weten namely, viz.
ten dele partially, partly
ten eerste firstly
ten enenmale absolutely
ten noorden van above
ten slotte ultimately, finally
ten volle fully
tendentieus tendentious, tendencious
tenger slim
tennis tennis
tenor tenor
tenorstem tenor
tent tent
tentoonstellen exhibit, expose
tentoonstelling exposition, exhibition
tenue uniform
tenzij unless
toedichten blame
toelaten permit, tolerate
toelichten explain
toerusten equip
toestoten nudge, jog
toeten trumpet
tomatensoep tomato-soup
trachten endeavour, attempt
troosten console
twisten argue, dispute
uitbotten bud
uitbuiten utilize, exploit
uiteenzetten explain
uitgesloten impossible
uitlaten overlook, release
uitlisten list
uitluchten ventilate
uitrusten equip
uitsluiten exclude
uitsluitend exclusively, exclusive
uitspuiten squirt
uittarten defy, challenge
van buiten leren memorize
vasten fast
Vastenavond Shrove-Tuesday
vastzetten block
vatten frame
veelomvattend ample, extensive, comprehensive, bulky
venten peddle
verachten despise
verbintenis contract
Verenigde Staten van Amerika USA
vergeten forget
vergroten enlarge, augment
verhaasten accelerate
verkorten curtail
verlaten alone
verlichten illuminate, facilitate, enlighten
verloten allot
verpestend catching, contagious, infectious
verplichten compel
verroesten rust
verrotten rot, putrefy
versleten worn
verspuiten gush, spurt
verstening fossil
vertroosten console
vervatten formulate
verwachten foresee
verwoesten quash, destroy
vlechten braid, plait, wreathe, twine
vlieten flow
vlotten float
voorschieten lend
voorzitten preside
vorstendom principality
vreten eat, feed
wachten expect, await, abide, wait
watten cotton-wool, wadding
weggelaten omitted
weglaten omit
wegsmelten melt, thaw
westen west, West
wetens deliberately
wetenschap science
wetenschappelijk scientific
wetenschapper scientist
woestenij desert
wortel schieten root
zetten mount, infuse, link, typeset
zich aaneensluiten associate, pool
zich aansluiten join
ziften sift
zouten pickle, salt
zuchten moan, sigh
zweten sweat
Dutch as an Influencer
The English language has much to thank Dutch for. Dutch settlers came to the American colonies during the 17th century and added a few words to the vocabulary. Words like Santa Claus, waffle, blink, cookie, bazooka, gin, and iceberg wouldn’t exist without it.
Learning Dutch is Easier for English Speakers
Given the influence Dutch has had on English, it makes sense that Dutch is easier for speakers to learn. This is in part because Dutch, German, and English have similar roots. It’s between English and German. It only has two definite articles, “de” and “het” to English’s one “the” and German’s “der”, “die”, “das”. But Dutch words are more difficult to pronounce. The way words are pronounced indicates to a native speaker whether they’re talking to a second-language speaker.
Dutch is a Melting Pot of Languages
Just as English owes a lot to Dutch for contributing to its vocabulary, Dutch owes the same to other languages. It picked up words like jus d’orange (orange juice) and pantalon from French, mazzel (lucky) and tof (cool) from Hebrew and others. Dutch also incorporates texting and social media slang from English as well as street slang from places like Morocco, the Antilles, and Suriname.