The Dutch term "oor" matches the English term "ear, handle"

other dutch words that include "oor" : english :
aan boord aboard
aan boord gaan embark
aanwijzend voornaamwoord demonstrative
accoord accord, settlement, chord
achting hebben voor esteem
administratiekantoor administration, management
afgeleid woord derivation
akkoord O.K., chord, arrangement, settlement, agreed
aldoor ceaselessly, constantly, continually, continuously
als voorwaarde stellen stipulate
antwoorden reply, answer
antwoorden op answer, reply
Australische inboorling aborigine
beantwoorden reciprocate
bederf veroorzakend septic, infected
behoorlijk proper, fitting, suitable, properly, decently
bekoorlijk charming, pleasing
benoorden above
beoordelen criticize, judge
beoordeling criticism
bevoorraden provide
bevoorrecht privileged
bewoording expression, word
bij voortduring constantly, continuously, continually
bijvoeglijk naamwoord adjective
bijwoord adverb
bijwoordelijk adverbial
boord brim, edge, collar, shore
boordevol replete, brimming
borg staan voor warrant, guarantee
constipatie veroorzaken constipate
coördineren coordinate, co-ordinate
daarvoor formerly, previously, ahead
de hele, door all
de voorkeur geven aan prefer
deelwoord participle
door through
door bevriezing veroorzaakte wo frostbite
door het water plassen paddle
doorbuigen bend
doordat because
doordringen penetrate
doordringend abrasive, sharp, lurid
doordrukken force
dooreenhalen confuse
doorgaans generally
doorgang passageway, gangway
doorkijk perspective
doorklieven split
doorklinken resound
doorkomen succeed
doorkruisen hinder
doorleven survive
doorlopend continuous
doorluchtig episcopal
doormaken survive
doorn thorn
doorroeren whirl, whip, froth
doorscheuren tear
doorslikken swallow
doorsmeren anoint, smear
doorsnee middle
doorsnijden dissect
doorstoten penetrate
doortrapt cunning, sly, smart
doortrekken saturate, lengthen
doorvoeren apply, achieve, practice
doorwaden ford
doorzichtig transparant
doorzien guess
douanekantoor custom-house
dwars door throughout
eekhoorn squirrel
een verhoor afnemen interrogate
eenhoorn unicorn
esdoorn maple
geboorte birth
geboortedag birthday
gegoten voorwerp cast
gehoor audience, hearing
gehoorzaam obedient
gehoorzamen obey
gelijksoortig similar, analogous
gesmoord obtuse
goor stale
grenskantoor custom-house
halsboord collar
hoorn horn, earphone
houden voor believe, deem
inboorling aboriginal
ivoorkleurig ivory
kantoor office, bureau
kantoorbediende clerk
karrespoor trail
kniesoor grumbler, grouser
koor coir, chorus
koord rope
koorde string, cord, rope
koorts fever
koortsachtig feverish
koortsig feverish
kwispedoor spittoon, cuspidor
likdoorn corn
majoor major
metafoor metaphor
Moor Moor, Mauritanian
moorddadig deadly
moorden murder
moordenaar murderer
moordenares murderess
moordlust bloodthirstiness
moordlustig bloodthirsty
moordpartij massacre
moordziek bloodthirsty
Moors Moorish, Mauretanian, Moresque
muntsoort currency
naamwoord name, appellation
nageboorte placenta, afterbirth
neushoorn rhino, rhinoceros
noordelijk northern
noorden North, north
Noordpoolgebied Arctic
noords northern
Noorman Northman, Norseman
Noors Norwegian
Noorwegen Norway
onderschikkend voegwoord subjunction
ondervoorzitter vice-president
ondoordringbaar impenetrable
ondoorgrondelijk abysmal, inconceivable, unintelligible
oord spot, location, place
oordeel judgment
oordelen judge
oorlog war
oorring earring
oorsprong origin
oorspronkelijk original, originally
oorveeg slap
oorzaak reason
opkomen voor defend
paspoort passport
pastoor vicar, priest, pastor
patrijspoort skylight, porthole
poort gateway
postkantoor post-office
propaganda maken voor publicize
rustoord resting-place
schoenhoorn shoe-horn, shoe-lift
schoor abutment
schoorsteen chimney, fireplace, smokestack
schoorsteenmantel mantel, mantelpiece
schoorvoeten hesitate
smoorheet hot
soort species, sort
soortelijk specific
soortgelijk similar
spoor railway, railroad, track, trail
spoorstaaf rail
spoorwagen waggon
spoorweg railroad, railway
spoorwegovergang level-crossing
spreekwoord proverb
standaardbetekenis v.e. woord acceptation
storing veroorzaken perturb, disquiet
stuurboord starboard
stuwadoor stevedore
tegenwoordig nowadays, topical, present-day, currently, present
telefoonhoorn earphone
ten noorden van above
toehoorder listener
toehoorders audience
toevluchtsoord asylum
toorn anger
toornig angry
toorts torch
uitmaken voor call
vakwoordenboek terminology
van boord gaan disembark
van oorsprong originally
vandoor away
verantwoordelijk responsible
verantwoordelijkheid responsibility
vermoorden murder
vertegenwoordiger agent
voelhoorn antenna
voetspoor track
volksvertegenwoordiging parliament
voor to, towards, until, like, before, toward, as
voor de middag a.m.
voor eeuwig forever
voor voldaan tekenen receipt
vooraan formerly, previously, ahead
voorafgaan precede
voorafgaand last, preliminary, prior, preparatory, former
vooral especially
voorbeeld example
voorbereiding preparation
voorbereidsel preparation
voorbericht foreword
voorbijgaand acute
voorbijganger passer-by
voorbode indication, portent, presage, sign, omen
voordeel benefit, advantage
voordragen declaim, recite
voorgaand former, previous, last, prior
voorgeschiedenis prehistory
voorgevel façade, facade
voorgeven pretend
voorgoed positively, definitely
voorgrond close-up, foreground
voorhebben wear, carry
voorhoofd forehead
vooringenomenheid prejudice
voorjaar springtime
voorkant frontage, front, battlefront
voorkomend friendly, affable, good-natured, kind
voorkomendheid kindness
voorleggen serve
voorletter initial
voorlopig provisional
voormalig ex
voornaam important, serious
voornaamste main, principal, predominant
vooroordeel prejudice
voorover foreward
voorpui facade, façade
voorrangs- privileged
voorrede prologue, foreword
voorrijden collide, run
voorschieten lend
voorschip prow
voorschoot apron
voorschrift regulation
voorslag suggestion
voorspelen play
voorspeler forward
voorspellen prophesy, foretell, forecast
voorspeller prophet
voorspelling prophecy, prognosis
voorspoed prosperity, success
voorspreken intercede
voorstad suburb
voorsteven prow
voort foreward
voortbrenging production
voorteken sign, presage, indication, omen, portent
voortgang hebben happen, grow
voortmaken rush, hurry
voorts furthermore
voortzetting continuation
vooruit foreward
vooruitgang progress
voorvader forefather, great-grandfather
voorvechter apostle, champion
voorvoegsel prefix
voorwaarde clause, stipulation, terms, condition
voorwenden pretend
voorwerp thing
voorwoord foreword
voorzaat forefather
voorzeggen forecast, foretell, prophesy
voorzegger prophet
voorzegging prophecy
voorzetsel preposition
voorzichtig cautious, gently, careful, carefully
voorzijde battlefront, frontage, front
voorzijn precede
voorzitten preside
voorzitter president, chairman
wagenspoor trail
wereldoorlog worldwar
werkwoord verb
woord word
woordelijk literal, word-for-word, verbatim
woordenboek dictionary
woordenschat vocabulary
woordspeling pun
zangkoor coir, chorus
zelfstandig naamwoord substantive, noun
zich voordoen pose, attitudinize
zorgen voor nurse, attend
Dutch as an Influencer
The English language has much to thank Dutch for. Dutch settlers came to the American colonies during the 17th century and added a few words to the vocabulary. Words like Santa Claus, waffle, blink, cookie, bazooka, gin, and iceberg wouldn’t exist without it.
Learning Dutch is Easier for English Speakers
Given the influence Dutch has had on English, it makes sense that Dutch is easier for speakers to learn. This is in part because Dutch, German, and English have similar roots. It’s between English and German. It only has two definite articles, “de” and “het” to English’s one “the” and German’s “der”, “die”, “das”. But Dutch words are more difficult to pronounce. The way words are pronounced indicates to a native speaker whether they’re talking to a second-language speaker.
Dutch is a Melting Pot of Languages
Just as English owes a lot to Dutch for contributing to its vocabulary, Dutch owes the same to other languages. It picked up words like jus d’orange (orange juice) and pantalon from French, mazzel (lucky) and tof (cool) from Hebrew and others. Dutch also incorporates texting and social media slang from English as well as street slang from places like Morocco, the Antilles, and Suriname.