The Dutch term "gewag maken van" matches the English term "mention"

other dutch words that include "gewag" : english :
bagagewagen luggage-van
other dutch words that include "van" : english :
aan de overkant van across, opposite
aanbreken van de dag daybreak
aanhanger van een rechtse parti right-hander
aanvang beginning, commencement
aanvangen commence, begin
afstand doen van renounce
bevangen shy, abashed, self-conscious
bewoner van een land compatriot
bij wijze van like, as
daar, vandaan thence
daarvan thence
divan divan, couch
eed van trouw homage
een afschuw hebben van abominate, loathe, abhor
een backup maken van backup
evangelie gospel
evangelisch evangelic
genieten van enjoy, rejoice
gespeend van without
getuigen van exhale
gevangen zetten imprison
gevangene prisoner
gevangenis gaol, jail, prison
gezond van lijf en leden able-bodied
haan van een vuurwapen trigger
hartsvanger cutlass
Havanna Havana
het gevolg zijn van come, originate, result
het uiterlijk hebben van look
hiervandaan hence
houden van love
in de plaats stellen van substitute, replace
in het midden van amidst
in plaats daarvan instead
in weerwil van despite, notwithstanding, defiantly
inwoner van Chicago Chicagoan, Chicagan
jurisdictie van een abt abbacy
kruisen (van schip) cruise
Levant Levant
Levantijns Levantine
lid van een geleerd genootschap academician
met ingang van from
omvang extend, dimension, bulk, size
omvangrijk bulky, extensive, ample
ontbloot van without
ontvanger recipient, consignee
ontvangkamer reception-room
ontvangst income
ontvankelijk impressable, impressible, sensitive
ontvankelijkheid susceptibility
Openbaring van Johannes Apocalypse
plaatsvervangend deputy
relevantie relevance
stand van zaken situation, circumstances
tegenstander van slavernij abolitionist
ten noorden van above
Transsylvanië Transylvania
van surname
van Atlantis Atlantean
van boord gaan disembark
van buiten leren memorize
van een delirium delirious
van klei earthen, clay, stone
van mening zijn opine, think
van middelbare leeftijd middle-aged
van nature naturally
van oorsprong originally
van Parijs Parisian
van plastic plastic
van stapel lopen go
van voren af aan anew, again
van zijn stuk brengen confuse
vanaf from, since
vandaag today, to-day
vandaal vandal
vandaar thence
vandehands right, righthand
vandoor away
vaneenscheuren tear
vanhier hence
vanille vanilla
vannacht tonight
vanzelf itself, herself, self, himself
vanzelfsprekend self-evident
Verenigde Staten van Amerika USA
vervanging replacement, substitution
waard om van te houden likable
waarvan whose
Dutch as an Influencer
The English language has much to thank Dutch for. Dutch settlers came to the American colonies during the 17th century and added a few words to the vocabulary. Words like Santa Claus, waffle, blink, cookie, bazooka, gin, and iceberg wouldn’t exist without it.
Learning Dutch is Easier for English Speakers
Given the influence Dutch has had on English, it makes sense that Dutch is easier for speakers to learn. This is in part because Dutch, German, and English have similar roots. It’s between English and German. It only has two definite articles, “de” and “het” to English’s one “the” and German’s “der”, “die”, “das”. But Dutch words are more difficult to pronounce. The way words are pronounced indicates to a native speaker whether they’re talking to a second-language speaker.
Dutch is a Melting Pot of Languages
Just as English owes a lot to Dutch for contributing to its vocabulary, Dutch owes the same to other languages. It picked up words like jus d’orange (orange juice) and pantalon from French, mazzel (lucky) and tof (cool) from Hebrew and others. Dutch also incorporates texting and social media slang from English as well as street slang from places like Morocco, the Antilles, and Suriname.