The Dutch term "een of ander" matches the English term "someone, any, anybody, somebody"

other dutch words that include "een" : english :
aaneenvoegen unite
aanhanger van een rechtse parti right-hander
acetyleen acetylene
achtereen consecutively, ceaselessly
achtereenvolgens consecutively
afdalen langs een dubbelbevesti abseil
algemeen universal, common
alleen singly, alone, only, solely
alleenhandel monopoly
alleenspraak soliloquy, monologue
alleenstaand isolated, secluded
Armeens Armenian
Atheens Athenian
been bone, paw, leg
bewoner van een land compatriot
bijeen together
bijeenbrengen unite
bijeenkomen congregate, assemble, meet
bijeenkomst gathering, assemblage
bijeenpassen harmonize
bijeenroepen convoke
bijeenschakelen coordinate, co-ordinate
bovenbeen thigh
Chileens Chilean
daarheen thither
daaromheen roundabout
Deen Dane
Deens Danish
dobbelsteen cube
dooreenhalen confuse
Drieëenheid Trinity
edelgesteente jewel, gem
edelsteen jewel, gem
een an
een aanslag plegen op violate
een afschuw hebben van abominate, loathe, abhor
een backup maken backup
een backup maken van backup
een beetje some
een beroep doen op appeal
een blik werpen glance
een blik werpen op glance
een bres slaan breach
een bres slaan in breach
een buiging maken curtsy
een conclusie wettigend conclusive
een douche nemen shower
een duw geven nudge, jog
een fout maken err
een geintje maken kid
een gesprek voeren converse
een glijvlucht maken glide
een grotere kans op ongelukken accident-prone
een hinderlaag leggen ambush
een honderdste baht satang
een klein beetje rather
een knoop leggen knot
een lied aanheffen intone
een lijst maken list
een miskraam krijgen miscarry, abort
een nest maken nest
een of andere somebody, anybody, any, someone
één per keer singly
een plas doen urinate
een proces aanspannen tegen sue, prosecute
een sein geven signal
een stuk of approximately
een verband omleggen dress
een verhoor afnemen interrogate
een weinig some
een wig slaan wedge
een wig steken wedge
een wind laten fart
eend duck
eender equal
eendracht harmony, unity
eendrachtig unified, harmonious
eenentwintig twenty-one
eenheid unit, unity
eenhoorn unicorn
eenmaal ever
eenparig unanimous
eens once, sometimes, ever
eensgezind unanimous
eensklaps unexpectedly
eentonig monotonous
eenvoudig simple, straightforward
eenzaam lonely
eenzijdig biased, unilateral
Eoceen Eocene
eromheen roundabout
eveneens also, too
fenomeen phenomenon
fopspeen vacuum-cleaner
gebeente skeleton
geen no-one, not, nobody, no
geen enkel no-one, nobody
geen enkele nobody, no-one
geen zier none
geëndosseerde endorsee
geëngageerd engaged
gemeen vile, abandoned
gemeenplaats cliché, stereotype
gemeenschap community
gemeenschappelijk common, collective
gemeenschapszin solidarity
gemeente community
gemeentehuis town-hall, townhall
gespeend van without
haan van een vuurwapen trigger
hagelsteen hailstone
heen away
Heerenveen Heerenveen, Hearrenfean
Helleens Hellenian, Hellenic
het eens zijn agree, consent
hetgeen what
hierheen hither, here
in een lijst zetten frame
in een stemming brengen tune
in geen velden of wegen nowhere
in het algemeen generally
in overeenstemming zijn conform
in zijn eentje singly
ineen together
ineenkrimpen shrink
ineenkronkelen shrink
ineens suddenly
ineenstorten collapse
Jongere Steentijd Neolithic
jurisdictie van een abt abbacy
keisteen flint
kiezelsteen flint
leen fief
leengoed fief
leenman vassal
lid van een geleerd genootschap academician
machinerieën machinery
Makkabeeën Maccabees
met een band omgeven tape
met geen mogelijkheid impossibly
Mioceen Miocene
naftaleen naphthaline, naphthalene
neen not, no
nog eens encore
obsceen obscene
Oligoceen Oligocene
om, heen around
onderbeen paw
ongemeen rare
op de een of andere manier somehow
op een abt betrekking hebbend abbatial
op een keer once, sometimes
op een kier staand ajar
op een klos winden wind
opeenhopen accumulate, stack, heap, amass
opeens suddenly
Oudere Steentijd Palaeolithic, Paleolithic
overeenkomend analogous
overeenkomst resemblance, similarity
overeenstemmen agree
overeenstemmend conforming
overeenstemming agreement, settlement, chord, accord
overheen across
peen carrot
Pleistoceen Pleistocene
Plioceen Pliocene
Pyreneeën Pyrenees
Roemeens Rumanian, Romanian
schoorsteen chimney, fireplace, smokestack
schoorsteenmantel mantel, mantelpiece
sereen untroubled, serene
Sloveen Slovene
Sloveens Slovenian
spaakbeen radius
speen vacuum-cleaner, nipple
steen gem, jewel
steen en been klagen wail, lament
Steenbok Capricorn
steengruis gravel, grit
steenkool coal
steenslag chippings, road-metal, stone-chippings
steenuil screech-owl
teen toe
tegelsteen tile
Tsjetsjeens Chechen
Turkmeen Turkoman
uiteendrijven disperse
uiteenjagen disperse
uiteenlopen differ
uiteenlopend different
uiteenvallen collapse
uiteenzetten explain
van een delirium delirious
vaneenscheuren tear
vereenvoudigen simplify
vereenzelvigen identify
versteend petrified
Weens Viennese
wel eens ever
zeeëngte strait
zich aaneensluiten associate, pool
zulk een such
other dutch words that include "of" : english :
achterhoofd occiput
apostrof apostrophe
bijgeloof superstition
bof luck
brandstof fuel
bruiloft wedding-party, wedding
bruiloftsfeest wedding-party, wedding
catastrofaal catastrophic
catastrofe catastrophe
doen alsof feign, pretend
dof obtuse
doffe onverschilligheid lethargy
dofheid apathy
doof deaf
een of andere somebody, anybody, any, someone
een stuk of approximately
eerroof backbiting, scandal
entstof vaccine
filosoferen philosophize
filosofie philosophy
filosofisch philosophic
filosoof philosopher
geloof religion, faith, confidence
geloofsbrief credential
getroffene victim
grammofoon phonograph, record-player
grammofoonplaat disc, disk, record
grof crude, everyday, coarse, rough, raw
grondstof data
handkoffer valise, suitcase
heethoofdig hot-headed
het hof maken court, woo
het hoofd bieden confront, face
hier of daar somewhere, anywhere
hof courtyard, garden
hoffelijkheid politeness
hofmeester purser
homofiel homosexual
hoofd header, pate, superscription
hoofd- arch-, main, predominant, principal, chief
hoofd der school headmaster
hoofdelijk individual
hoofdkussen pillow
hoofdkwartier headquarters
hoofdonderwijzer headmaster
hoofdpijn headache
hoofdstad metropolis
hoofdstuk chapter
in geen velden of wegen nowhere
kaalhoofdig bald
kerkhof cemetery, graveyard
kleefstof glue
knoflook garlic
koffer valise, suitcase
koffie coffee
koffiehuis café
koffiekan coffee-pot
koffiepot coffee-pot
lof chicory, glory
loflied paean
Lofoten Lofoten
lofzang paean
loof foliage
magnetofoon tape-recorder
Mefistofeles Mephistopheles
microfilm microfilm
microfoon microphone
of or, whether
offensief offensive
offeren sacrifice
official functionary
officieel official
officier officer
ofschoon though, although
onderofficier noncom
ongelofelijk incredible
ontploffen explode
ontploffing explosion
op de een of andere manier somehow
opofferen sacrifice
ordonnansofficier aide-de-camp, adjutant
pantoffel slipper
pof swelling, puff
profaneren defile, profane
profeet prophet
professioneel professional
professor professor
profetie prophecy
saxofoon saxophone
schoffel hoe
schoffelen weed
slachtoffer victim
slof mule, basket
sloof apron
Sofia Sofia
stof dust, subject, substance, theme
stoffelijk material
stoffig dusty
strofe verse
strottehoofd larynx
tof great
uit het hoofd leren memorize
verdoofd numbed
verlof furlough
verloofd engaged
verloofde bride, fiancé, fiancée
verstoffelijken materialize, materialise
vloeistof liquid, fluid
voorhoofd forehead
waterstofbom H-bomb
zuurstof oxygen
zwaarhoofdig pessimistic
Dutch as an Influencer
The English language has much to thank Dutch for. Dutch settlers came to the American colonies during the 17th century and added a few words to the vocabulary. Words like Santa Claus, waffle, blink, cookie, bazooka, gin, and iceberg wouldn’t exist without it.
Learning Dutch is Easier for English Speakers
Given the influence Dutch has had on English, it makes sense that Dutch is easier for speakers to learn. This is in part because Dutch, German, and English have similar roots. It’s between English and German. It only has two definite articles, “de” and “het” to English’s one “the” and German’s “der”, “die”, “das”. But Dutch words are more difficult to pronounce. The way words are pronounced indicates to a native speaker whether they’re talking to a second-language speaker.
Dutch is a Melting Pot of Languages
Just as English owes a lot to Dutch for contributing to its vocabulary, Dutch owes the same to other languages. It picked up words like jus d’orange (orange juice) and pantalon from French, mazzel (lucky) and tof (cool) from Hebrew and others. Dutch also incorporates texting and social media slang from English as well as street slang from places like Morocco, the Antilles, and Suriname.